In de ochtend nadat ze was overleden, stond ik voor de spiegel en hoorde ik iemand zeggen: “Het is goed zo". Tegelijkertijd kreeg ik een natte lik in mijn oor. Een knuffel zoals ik die minstens duizend keer van haar heb gehad tijdens haar leven. Alleen was ze er nu niet meer.
Ze liep al een paar jaar in reservetijd. Sam, mijn Friese Staby in reservetijd noemde ik haar. Maar ergens dit jaar vond ik dat woord toch een beetje naar klinken en veranderde ik die ‘reservetijd’ naar ‘bonustijd’. Want zo zag ik het steeds meer. Elke dag en op het laatst zelfs elke minuut en seconde die we samen nog hadden, was één grote prachtige bonus. Want de liefde van een hond is onvoorwaardelijk.
Mijn hondenkind Sam was namelijk de enige die altijd blij was als ze me zag. Tuurlijk, als ik een paar uur weg was geweest, was ze dolblij, maar ze was ook dolblij als ik maar een paar minuten naar de kamer van een van de collega’s was geweest en terugkwam in mijn kantoor, waar ze al jaren mee naartoe ging en haar eigen plekje had. Altijd kwam ze even naar me toe, altijd was er een kwispel.
Zelfs die laatste weken, toen ze eigenlijk alleen nog maar lag te slapen, ging haar bijna blinde oogje open, het kopje nog een tikje omhoog en volgde er standaard een enthousiaste kwispel van haar witte pluimstaart. Haar knuffels waren onbeperkt beschikbaar en als je je vooroverboog, ging ze er alvast even goed voor liggen. Knuffeltijd baby! Yeah! Om dan steevast af te sluiten met een paar warme likken in je oor.
Afgelopen juni liep ik met haar nog met gemak de trage tocht van Lochem, toch al snel zo’n 17 kilometer. Tuurlijk, ze dreutelde de laatste kilometers steeds vaker achter me aan. Maar ergens gedurende het laatste halfjaar, veranderde dat achter me aan dreutelen naar niet meer kunnen. Het duurde wel even voordat ik het in de gaten had.
Ik vond het namelijk vooral irritant, steeds dat gesnuffel, waarbij er dagen waren dat het leek alsof elke grasspriet interessant was. En soms, als ik gehaast was - en zeker als het regende en het haar totaal niet leek te boeien dat zij en ik nat werden - gaf ik regelmatig een rukje aan de halsband.
Soms foeterde ik haar uit: "Loop eens door tut, niet elke grasspriet is een labonderzoek waard", riep ik dan hardop. Onmachtig omdat zij steeds meer het tempo van de wandeling bepaalde.
Nu weet ik dat ze de schijn ophield. Honden doen aan ’keeping up appearance’. Want als ze hun zwakte tonen, zijn zij degenen op wie gejaagd wordt, of ze worden verstoten, of gaan dood.
Een hond klaagt dus gewoon nooit. Hij piept hoogstens verbaasd als je per ongeluk op zijn poten staat en komt dan onderdanig kwispelend naar je toe. Sorry baas, dat ik in de weg liep.
Ik weet nog precies de eerste keer dat ze op straat stokstijf stil stond. We waren onderweg naar kantoor en liepen bijna bovenaan de Monnikendam, de oude waterpoort van Amersfoort, en ik keek - zoals altijd - even naar rechts naar het water dat de stad in stroomt, langs het huis met de paarse ramen, een van mooiste plekken van Amersfoort.
Tot mijn arm weer eens naar achteren werd getrokken. Ik wilde alweer flink zuchten, maar ik zag Sam halverwege de helling staan. De staart tussen de benen, het hoofd naar beneden. Toen ik haar riep, reageerde ze niet. Wat ook nog niet zo gek was, want behalve dat ze door staar steeds minder zag, was ze inmiddels ook al bijna doof.
Ik liep naar haar toe en ging op mijn knieën naast haar zitten. Ze reageerde nog steeds niet. Ze hijgde alleen maar. Ze hijgde als een blaasbalg die van een kleine vonk een dertien verdiepingen hoog nieuwjaarsvuur wilde maken. Ik schrok. Had ze een toeval? Een hartaanval? Ik aaide haar voorzichtig en dacht dat ik misschien beter de dierenambulance kon bellen.
Tot ze na een paar minuten ineens haar hoofd weer ophief en rustig verder drentelde alsof er niets was gebeurd. Dat stilstaan gebeurde steeds vaker. Ze stond stil, haar hele lijf begon heen en weer te wiegen en een paar keer viel ze zelfs op de grond.
Net voor Kerst lag ze languit in de regen op straat. Haar ogen puilden uit en ze strekte haar poten en ik dacht: nu is het voorbij. Maar ook toen stond ze na een paar minuten weer op en liep vrolijk verder. Mij en alle omstanders verbaasd achterlatend.
Al snel kwam het hoesten, waarbij ze kokhalsend probeerde iets uit haar lijf te krijgen, wat nooit lukte, maar wat haar duidelijk veel energie kostte. En na het zoveelste bezoekje aan de dierenarts, waarbij Sam achtereenvolgens codeïne, anabolen, plaspillen en een artroseprik kreeg, gaf de dierenarts ons behalve de diagnose 'vocht achter longen maar een heel sterk hart', ook een boekje mee.
Een zwart boekje, dat ‘Zijn we niet te vroeg’ heet. Het is geschreven door dierenarts Hugo van Duijn, die uitlegt wanneer het lijden van een dier genoeg is geweest en het tijd is om afscheid te nemen. Mijn lief en ik lazen allebei het boekje. Dat vertelt onder meer het verhaal van de hond van die dierenarts zelf, die meerdere keren in zijn eigen poep gevonden werd, omdat hij het niet kon inhouden, maar ook niet kon opstaan. Na de derde bladzijde waren we allebei al in tranen omdat we wisten: het is genoeg zo.
Waarna Sam de volgende dag vrolijk haar wandeling in het bos afmaakte, zonder ook maar één moment te stoppen, achter de bal aan bleef huppelen, zonder een spoortje van vermoeidheid en ze - nadat ze een paar uur lekker languit geslapen had - vol smaak haar eten op had, nog een rollebolletje op haar rug deed en voor ons ging staan.
Zei er iemand spelen?
Maar de volgende dag kwam ze niet verder dan de derde boom en moest ik haar tillen en zo ging het een paar dagen af en aan. We wisten niet meer wat we moesten doen. Ze hoestte niet meer de longen uit haar lijf. En nee, ze kon inderdaad niet meer elke dag naar kantoor lopen, maar ze wilde nog wel spelen en leek ook geen pijn te hebben. Konden we het dan misschien met die pillen nog een paar maanden rekken?
Waarna de dierenarts het verlossende woord sprak en zei dat een paar weken al een hele lange stretch was en we meer moesten denken aan een paar dagen. Hoe verschrikkelijk verdrietig ook, soms is het zo fijn dat een professional zich durft uit te spreken, want wij als eigenaren van Sam, zouden zo’n besluit nooit durven nemen.
Er is simpelweg te veel liefde en die paar goede momenten die je hebt zijn zoveel waard, dat je de slechte momenten vergeet. Bovendien, hoeveel oude, versleten en zieke mensen lijden niet dag in dag uit, die geven we toch ook geen spuitje?
Afgelopen dinsdagavond blies ze haar laatste adem uit thuis bij ons op haar vertrouwde plekje en we wisten, nu hoef je nooit meer de schijn op te houden.
Er zitten zoveel lessen in het hebben van een hond, maar de les die ik je vandaag wil meegeven, is natuurlijk die van duurzame inzetbaarheid.
Want hoe ver ga je als mens, of als medewerker, om je baas te pleasen? Hoe ver ga je in je streven naar perfectie, naar dingen goed doen, naar gezond leven, naar alles volgens de regels doen.
Houd je ook de schone schijn op? Ga je daarin zelfs zo ver, dat je daardoor uitvalt met een burn-out? En wat verwacht je daarin van je medewerker? En wat mag je eigenlijk verwachten? Wanneer is het genoeg?
Over Duurzame Inzetbaarheid geven Pauline Miedema en ik weer een online training. Na de training weet je precies wat er kan, waar je struikelblokken zitten en krijg je bovendien een simpel stappenplan waarmee jouw DI-project gegarandeerd een vliegende start kent.
De training is 23 januari om 13:30 uur en duurt ongeveer 60 minuten. Inschrijven kan via de link hieronder.
Aanmelden voor de gratis mini-training training DI in pittige tijden >>>